Wednesday, July 26, 2006

de man die terug kwam #3

“Fuck”. “Godverkuttemutteteringfuck.” Gewone, papieren doekjes waren er niet te vinden – handen droogde je onder een genre haardroger, een ongedefinieerd meubelstuk op borsthoogte aan de muur bevestigd. Elle vond handen drogen onder dat ding onaangenaam. Ofwel waren je handen deels nog nat, ofwel waren ze zo als met fijn poeder besneeuwd gedroogd dat de vingerbehendigheid ongevoelig wordt. Uit een pak papieren één bladzijde sorteren vergt dat soort behendigheid.

Ze blies in haar spiegelbeeld. Twee paar hoogopgerichte schouders stonden in verslagen stand opgesteld tegen elkaar, hun ogen keken onder schuine froufrous vandaan, twee gedumpte vrouwen die in zichzelf op zoek gaan naar de som van opgeven en doorgaan. In vier tentoongestelde tandenrijen tussen vier wit weggetrokken lippen, gelijk twee elastieken, kleurden de onbestaande spleten tussen vier voortanden afgetekend rood. Aan de muur ontbrak een tegeltje in een soort tegeltjesfresco waarin Elle nooit wat had gezien. Het tegeltje liet een grijze vlek in een heftig vlammen, en lag zelf oranje, in dubbel, op de grond.

Het bloeden had ze de laatste weken wel vaker meegemaakt. Het was haast alsof haar gevoelige tandvlees op een pijnlijk oprechte manier al een poos haar twijfel had weerspiegeld, die haar op dat moment confronteerde met zichzelf. Die momenten waren er vaak die laatste weken, maar vreemd genoeg even gauw weer weg. Of net niet vreemd. Er is een bepaalde impuls die iemand, vreemd genoeg, laat lachen wanneer die iemand aan pijn onderhevig is. Iemand die nahikt van de pijn van het genot is een mens. Het genot van de pijn is maar dat, en omdat het net dan niet verwacht wordt. En daarbij, schuine froufrous werden in die tijd wel vaker weer gedaan. Alsof het nooit had opgehouden te bestaan.

Warme lucht is niet geschikt om het bloed tussen je tanden vandaan te blazen. Elle boog diep voorover. De tweede vrouw had haar borsten astereotiep ingesnoerd. Ze hield haar hoofd schuin om het bloed te spoelen. Zelfs vanuit die hoek zag ze de gevangene in de muurversiering niet.
Elle zag voortdurend oranje vlammen, als van een stereotiep zakken van de zon in de zee. Anderen zagen anders dan Elle een verbeten gezicht. Met ruige vuisten omklemde de gevangene zijn gevangenis van staalblauwe tralies. Dat lijkt op zee – en hemelsblauw in exotische taferelen. Elle zag voortdurend mensen en dingen op het eerste gezicht. Dat was haar eigenschap.

Wednesday, July 19, 2006

de man die terug kwam #2

In de winkel van de huisbaas die net op de andere hoek van zijn huizenblok stond, kocht Bruno zijn laatste pakje tabak. Hij kocht zijn tabak altijd daar, bij de Guido, omdat alleen de Guido dat merk pakjes tabak verkocht. Zoals steeds had Guido al blindelings naar de gele vlek onder in het sigarettenrek gegrepen toen hij Bruno voor zich zag. De pakjes tabak waren namelijk van een schreeuwerig geel, met daarop een dansende Afrikaan, had Bruno altijd gedacht. Een esthetisch onmogelijk dansende Afrikaan overigens, want dat ene been zwalpte in een wel heel tegennatuurlijk en zelfs pijnlijk aandoende zwaai, althans zo had Bruno altijd al gevonden. Hij was er zelfs eens over begonnen tegen de Guido, maar die zei geen verstand te hebben van kunstachtige affaires. Doe hem maar het winnende lotje van de loterij.

Zoals steeds nam Guido ook een enveloppe extra dunne zilveren vloeitjes tussen zijn van werken afgestompte vingers. Bruno betaalde met een briefje, en niet met gepaste munt zoals hij en Guido het gewoon waren. Dit verraste de Guido enigszins maar hij herstelde zich vlug, en nog voor Bruno iets had kunnen zeggen lag het exacte wisselgeld al in zijn verharde handpalm. Bruno vroeg nog naar een lotje van de loterij waarop Guido hikkend in de lach schoot, met diep in de keel sigarettengeroffel. ‘Een groot lot, Bruno, dit weekend. Groot gelijk. Ik speel ook.’, en hij legde de centen op het rekeningetje in Bruno’s gestrekte hand. Met een tik met de tip van zijn wijsvinger op de bovenste cent maakte Guido duidelijk dat de rekening klopte. Ook was er nog die tic van duimgelik, even trillen met de lippen, en meteen daarna griste de Guido een volgende plastic zak: “de volgende”.
Bruno knipoogde en duwde zijn zonnebril van de punt van zijn neus tegen zijn voorhoofd. Aan de ingang verdween hij nog wat dieper in zijn rechtopstaande kraag voor hij in de regen dook. Het was halftien, en Bruno was laat.

Friday, July 14, 2006

de man die terug kwam #1

Het was al donker toen een lange, magere man diep in zijn kraag de kroegdeur achter zich dichttrok. Aan een gestolde wolk adem kon je zien hoe koud het was. Aan zijn kapsel hoe hard het regende. “...ooooooh! wat een miss-EUR! Hij mòet scoren, àl-tìjd. In een dergelijk perfect gat moet je duiken als een kamikaze – niet aarzelend als een kip zonder kop instruikelen!! Het berust allemaal op vertrouwen, en dat is er blijkbaar tekort bij...”
Nadat hij aan een mat die een vlag voorstelde zijn gummilaarzen veegde zoals iedereen het deed, want de vlag was al bezoedeld, was er een ogenblik van inschatten. De stamgasten die niet naar het scherm staarden taxeerden hem in een oogwenk, die met het blote oog van de buitenstaander niet gezien kon worden. De vreemdeling bood hen een strakke knik en zette een paar stappen naar de dichtstbijzijnde vrije kruk. Aan de hoek van de toog bleef iemand hem hardnekkig aankijken, alsof hij ergens melancholisch aan terugdacht, alsof hij hoofdpijn had. De onbekende man gebaarde met een blijkbaar gekend gebaar naar de waard. Die knikte, en zette hem even later een schuimend glas bier voor.
Als vreemdeling is het een opdracht het respect van de anderen, die onder elkaar zijn, in te winnen. Door hoffelijk en geïnteresseerd te zijn, maar niet te, door begrijpend en gereserveerd te zijn, maar niet te. Door zichzelf te zijn, zoals Bruno het zou zijn. Maar ook weer niet te, want het zelf zijn, of zijn zelf, vloekt met de eensgezinde geest – en daardoor afgebot – van de verzamelde massa die onder elkaar zijn.
De lange man, naar wie ik hierna gemakkelijkheidhalve zal verwijzen met ‘Igor’, liet zich na een eerste teug overrompelen door zijn nieuwe omgeving. Er zijn mensen van wie het mogelijk is aan hun houding alleen te zien hoe zij in het leven staan. Die houding op zich is niet zo niet vanzelfsprekend; een houding heeft iedereen – hoe zeer het ook van sommigen als een lelijk en lastig kruis in de schouders snijdt. Het is de manier waarop anderen zichzelf een houding aanmeten die het hen toelaat ongecompliceerd en zonder complexen naar hun doelen te streven, zonder daarbij ijdel te zijn, zonder daarbij ijdel te klinken. Ze stemmen zichzelf en hun omgeving totaal af op wat zij denken. Igor had er een handje weg van om zelf volledig op te gaan in zijn kader, ja zelfs te verdwijnen.
Igor versmolt zodanig in zijn omgeving dat het voor ieder die het waarnam een adembenemende ervaring was. Oudere vrouwen complimenteerden hem op haast dagelijkse basis met zijn houding. Zijn ledematen volgden de lijnen die hem op dat gegeven moment omgaven. De romp stond nooit ergens in de weg, maar deed zich veeleer voor als de stam van een boom die daar al veel langer stond. Tegelijk waren zijn handelingen niet log, maar elegant, en wat Engelsen ‘swift’ zouden noemen. Hij dronk zijn pint altijd met één pink omhoog, of tussen duim en drie middenvingers. Igor bestelde een tweede pint terwijl door heel het café een collectieve zucht van opluchting geslaakt werd en de stem van de commentator licht tragisch stokte bij het missen van een kans.

Friday, July 07, 2006

de pharang_snapshots

#9

we ronken voor een laatste keer

door het Thaise donker vol geluid

we kiezen voor de laatste keer

tussen kreeft of barracuda op de grill

we stoppen nog een laatste keer

aan de SevenEleven, voor een chocolade-ijs

we laten nog een laatste keer

het muggennet neer

en ze zucht haar zorg

als aftersun over mijn rode rug

alsof het de laatste keer was

leggen we alles vast

in het holst van onze hitte

Sunday, July 02, 2006

de pharang_snapshots

#8
met het mes op de keel
en ingezeept gezicht
lig ik bij de barbier te verstijven

de voorbereiding voor
het laatste avondmaal
zet ze met een kus aan
op mijn als slangen gladde wang

toen al begon ze te verstoffen
in opwaaiend zand