Wednesday, February 28, 2007

a slow

Het wordt langzamer
Donker. Onder hoogspanning
Kabels door, en blauw tussen
Rood dat zwart wordt. De
Trein penetreert dat wat
Ik vroeger getekend zou hebben
Dat wat mij vroeger getekend heeft.
Nu zwijg ik slechts nog.
Dichten gebeurt waarschijnlijk
Wel altijd op conditionele wijze.
[de mensen zouden]
of zou dat een levenswijze zijn?














Een man met een tulband
Als een sultan of fakir hypnotiseert zichzelf
In de spiegeling van wat eens een slagveld was
Nu nog slechts kolen ’s winters
’s zomers radijzen, verloren vijzen in alle seizoenen
onder treinen verzuchten vluchtelingen
nog een laatste keer.

Bijna honderd jaar later
En de littekens liggen nog in het landschap
Daaronder de vaders van de man met de tulband
En andere zwijgzame namen in het vensterglas
Er zijn geen grenzen meer
Maar het séé péé eu verdeelt mij meer van hen
Dan grenzen. Ik woon
Als onder een koptelefoon
Die mij door de jaren en talen en plaatsen shufflet













Het wordt langzamer
Klaar, naarmate van het mogelijke
Benevel ik en beweeg jij
Onverstoorbaar verder door mij

Wij zijn mijn huid
En ik wou nog wel zo olifant zijn
Tegen hedendaagse jagers – nu nog
Alleen bijna honderd jaar later

Niemand is ooit te laat geboren
Of op tijd – als kanker knaagt ze
De tijd, langzamer dan ooit tevoren,
Aan de wonden van mijn wereld




Wednesday, February 14, 2007

on repeat

Niemand is een personage
Dat gecreëerd werd
Door mindere goden
De middelmaat van een zelf
Betaalt een biertje aan de toog

Of vlucht voor verwaande aandacht
Gewaande aandacht voor niets is van belang
Iedereen doet mee, en doet meer
Mee dan alleen maar meer doen

Niemand is absoluut
Daar waren we ooit van afgestapt
Mindere goden
De anderen als spiegels
Betaalden biertjes aan de toog

Ik word tot hiertoe
Fundamenteel gedwongen
Anderen zijn het freewheelend afgetrapt
Maar ongetwijfeld ook
In een vorm van het dwangmatige

Stapsgewijs word ik
Evolutionair gewijzigd
Samen met de anderen altijd maar meer en meer
Het is slechts een minderheid
Die tot het essentiële herleidt

Wednesday, February 07, 2007

being there

De plek in een huis
Is die waar je het
Verst weg kijken kunt

Door kamers en geuren
De deuren op kieren
Of als een venster open

Door lussen van afhangende dakgoten
Platgebrande fabriekspanden
Door een man geslagen
De vrouw aan de overkant

Van een beschimmelde citroen
Op het te lage salontafelblad
Van de problemen in de krant

Van mijn vrouw in een hoekje

Naar het neon door de bomen
Naar de maanman en zijn staren
In het holst van het vensterglas