Thursday, February 16, 2006

buiten is het polen #21

In zeventienhonderdvijvenvijftig vatte ene Joannes Wulf het krankzinnigenwerk aan om vier klavieren naar zesduizend pijpen te laten dansen, elke pijp variërend in dikte en lengte. Dat huzarenstuk mondde uit in drieëntachtig registers, vijfentwintig jaar later.
Nog eens meer dan tweehonderd jaar nadien werden de pijpen met duizend achthonderdzesennegentig uitgebreid. Het resultaat was negen stemmen, te gebruiken in zes vrije combinaties ofte een orgiastisch orgel van heb-ik-jou-daar. Blaas daar maar eens Beethoven door, die onverzadigbare barokke boer.
Het concert was begonnen met het ‘Hallelujah’ van ik weet niet welke kwiet. Meteen sloegen tientallen oude vrouwtjes hun gerimpelde hoofden tegen de voorstaande bidbanken. Naast mij zat de wondermooie en maagdelijke Magda. Ik gaf geen kik.
Rondtollende zonnen en manen aan de klaroenen en harpen van rond het orgel zwevende engelen bezorgden de Oliva-kathedraal een wat circusachtig cachet die ze niet verdiende. Dat gewitte bastion van stervende pausen en aanstormende aartsbisschoppen was en is te ademrovend om alleen maar dat te zijn, olifantje op een sokkel.
Beethoven maakte daar meteen komaf mee en blies iedereen tegen de leuning van zijn bank, als springveren floepten oude vrouwtjeshoofden achterover, zich in een concorde op de startbaan wanend.
Alleen was het jammer dat de organist iets te techniekerig met de negende omsprong. Je hoorde waar hij staccato en pianissimo las, maar je verbeeldde je niet dat hij dat voelde. Zware akkoorden van bijna achtduizend pijpen om je oren krijgen overkomt je niet zomaar elke doordeweekse donderdag. Beethoven verstond hoe donder in noten om te zetten en daartoe diende hij zelfs geen sikkepit Italiaans te kennen, alleen het rillen van zijn trommelvliezen tot in het diepst van zijn longen, net voor het hart. Magda sloeg een kruis en liet haar rechterhand nog even vasten op haar linkerborst. Ook zij verstond de donder zonder Italiaanse woorden. Na dat geteisem van een Ludwig Van walsten Magda en ik dronken en oorverdoofd naar een bankje in het park. We spraken Engels met Poolse accenten over de paus en het geloof, maar eigenlijk ontspon zich een soort esperanto, of nog beter: gestuno.
Ze tastte mijn gestolde karma af, en ik, ongelovig rund, zei dat ik een zoeker was, in plaats van gelover. “I believe in keep on searching, although I know I’m not going to find any answers.” Ze sloeg een hand voor haar mond als een kruisteken dat uitschoot.
Begaafde Magda las ook lippen en tussen de regels en prevelde dat ze me alles zou vergeven, zelfs al vergaf. Ik durfde mezelf niet te geven, zei dat ik de zon wou zoeken om me aan te warmen, om de haren op mijn armen weer stil te doen staan, nooit meer trillen. Ik las in haar ogen de kilte in de mijne, net voor ze opstond en heupwiegend andere oorden opzocht. Heel af en toe, als Ludwig Van snoeihard door de klankkasten knalt, hoor ik Magda prevelen en mij stilletjes alles vergeven, alsof ze me op afstand verstond en van veraf vergaf.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home