Friday, January 20, 2006

buiten is het polen #15

De laatste dag ergens zijn en dat weten staat altijd in het teken van het nakend afscheid. In je gedachten of tegen sprieten hoog gras zeg je nog eens gedag. Dag dooie duif, dag lijf op je lange benen. Dag oud, lief vrouwtje.
Ons oude, lieve vrouwtje zit alweer in het busstation. De volleerde hoer kent de truken van de foor als hoedanook een nieuwe, benieuwde zwik mensjes met een klein huisje op de rug van de bus stappen.
Terwijl ze wacht stroopt ze haar kousen goed, en kletst wat met het fruitvrouwtje dat naast haar op het bankje zit. Ook zij sleurt veel te veel mee. Zakken en kleine huisjes vol bananen, appelen, peren en perziken, noten en druiven. Dag lekkere perzik onder dat mooie koppel appelen.
Ik dood de tijd en de tijd doodt mij met haar getik nog trager dan het stijven van een impotente pik. In een bankje op het park is het altijd lustig toeven. Dag lief bankje kras en grif ik in het parkje. Als de bergen blauw worden mag de soldaat eindelijk echt gaan slapen. Al moet het toch knap lastig zijn voor hem met al dat Tataars geteisem dat amok maakt met Barbaarse berggeiten in dat niemendal van een Zakopane.
Op ons wachten onze kleine huisjes in het grote huis van ons lieve, oude vrouwtje. Als wij aankloppen mogen wij gewoon zo los naar binnen. Daar kijkt zij tv met het fruitvrouwtje, onderwijl banaantjepik likkend met nat uit eigen grot. Verdomd, denk ik, wat is smakelijk nou ook alweer in het Pools?
Na ons gebruikelijke kletsje in ons gebruikelijk esperanto, tillen we de zak op onze rug, drukken de vrouwtjes nog een wakke hand.In het busstation is het koud en op een rare manier klaar. De politie tikken me op de vinger omdat ik drink. Ze zouden eens moeten weten wat de boertjes in dit boertig land allemaal afzuipen in onherbruikbare bottels bronwater. Beslist geen bronwater. Maar dat weten ze net als ik waarschijnlijk ook al wel, ze zijn tenslotte krochten, nee, vierkantkoppige en gekepiede gedrochten uit dit pokkenland.
Op de nachtbus kotst Ines zich de koteletten uit het lijf. Van de koetsier moet ze alles poetsieren want zijn boes is nu very schmutzig. Anders mag ze voor zijn part in de Poolse kou bevriezen. Ik doe alsof ik slaap. Als ik wakker word, vertelt ze me alles, ook dat ik sliep. Dag lief, klein kotsertje.

Voor mijn part mag Ines de Poolse pleuris krijgen, of pest, als het maar met die kolerige ‘P’ pegint. Hier in het potige Wroclaw staan er praktische bezwaren dromen en daden in de weg. Wat de P betreft, dat heeft ze al, dus die droom is al een daad. Puik zo.
Hier trot een nogal ruig volkje rond. Zij zijn de vleesgeworden rotsblokken of steengeworden vleesvlokken die lawineus van op de Tatra Silezië binnengerold zijn. Ik denk dat dat het is wat Ines ook wat pruilerig stemt.
Och, en alles is zo schunnig relatief meneer, zou Etienne gezegd hebben. U moet dat bekijken als een prachtig meisje op de tram: zo onbereikbaar dicht, maar meteen nadien, ongrijpbaar ver weg. U moet zich niet in alles gaan opwinden, anders wordt u zo een staande klok, die alleen nog maar in uurtjes en minuutjes en secondjes tikt, de tijd doodt, een wandelende tijdbom. En dat is niet meteen de bedoeling.
Ines is de pleuris ergens onderweg kwijtgespeeld als ik haar na de dag terugzie. In het neon van de dag-en nachtwinkel heeft ze zelfs wat kleur gekregen. Ze vraagt of ik nog boos ben op haar. Ik antwoord haar natuurlijk niet, zoals ze het in de kuilen van mijn glimlach ziet. Ik ben de wandelende diplomaat voor wie de tijd kan verbommen.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home