Friday, December 23, 2005

buiten is het polen #8

Na de dwaze waas van de nachtelijke stad volgt de bergweg op de Balkanbus naar Oswiecim. De zwaar tegensputterende motor slingert zijn ingewanden tussen bergranden omhoog en omlaag. Onderweg denk je dat alle torens van hoogovens verschrikkelijke littekens van nog geen eeuw geleden zijn. Maar het zijn wel degelijk torens van hoogovens. Het lijkt zelfs alsof de chauffeur een speciale soundtrack voor deze rit draait. De sfeer in de bus is sereen.
Op het bankje net buiten kamp I van Auschwitz-Birkenau – die koude, harde namen – staat gegrift: “Nie wieder Faschismus”. Ik ben het daar volledig mee eens. Dit kamp bezoeken is heel dubbel. Het gras is millimeterig gemaaid en in elke barak blinkt dubbele beglazing. Meisjes kijken of hun haar nog goed zit.
Van alles en nog wat is verboden als je deze heilige grond wil respecteren. Toen in de naweëen van WOII een Poolse bisschop om relieken bedelde aan de toenmalige paus antwoordde die heel gevat maar correct: “relieken? Elke morzel van jullie grond is een reliek.” Cola-flesjes zijn netjes gestapeld in de daartoe bestemde container.

[INFORMATIE: hadden we nu nog maar zulke pauzen, als
rooms-soezen, niet wars van ironie – dat is hagelslag – die de pers (lees: wereld) antwoorden als ijsbollen in het gelaat gooiden.]

Elke barak stelt een kamer van het hele museum voor. Overal prijken schaamteloze zinssnedes van the big H en zijn zijnen. Ik hoor teerhartige, oude dametjes snikken bij het zien van bergen bestofte kinderschoentjes. Bij barak elf staat buiten een houten muur. Daar is het rood rond de kogelinslagen. Ik wist niet dat ook ik soms een teerhartig, oud dametje was.
Dit is iets ‘wat je gezien moet hebben’, maar dan denk je ook meteen als je het gezien hebt: dat ze deze attractie maar gauw met de grond gelijk maken, en er een zwemvijver of iets dergelijks uitgraven. Dan zou men nog entreegeld kunnen vragen ook.
Ik wacht op de bus naar Birkenau. Hier geen mogelijkheid dat een grote expressbus voorbijsnelt. Je kent dat wel, dat grote langwerpige gebouw met in het midden dat soortement kapelletje, waar destijds de lijn des doods door sjeesde, op het eind ongenadig traag sjokte. Het is warm en helderblauwe hemel. Datzelfde blauw op de vlaggen van de horden Israëlische humaniora-meisjes die hier kwetterend rondhossen, en mij geil nastaren. De Duitsers lijken mij veel serener op dat vlak. Daar is de bus naar Birkenau. En blij als ze zijn staan toeristen verzuchtend op.
De beste parkeerplaats vlak voor de ingang van het museum is voorbehouden aan de mercedes van het Sheraton-Oswiecim. Birkenau ofte Auschwitz KL II is Schindler’s List, maar dan in het echt, live. Ik heb eens in het echt op de plee gezeten, in het echt op de houten matrassen gelegen – where is the most exciting spot you ever had sex? Auschwitz-Birkenau, barak II, bed 4, for real – en de beruchte sporen afgewandeld. Ik mis koeien rond de stallen want ook hier is het gras mooi afgegraasd. Ook hier lijkt alles wezenloos en onecht, als in een film, maar het is echt.
Toen ik na het bezoek nog eens ging pissen, hoorde ik een Duitse mevrouw luidop foeteren over de staat van de toiletten. “Ah nein! Das sind hier jetzt alle Schweine, oder wass?” Ik durf niet te schrijven dat waarschijnlijk die bende Israëli’s zich hier even tevoren flink geamuseerd had met een wc-papier-proppengevecht. Het is niet Auschwitz zien en sterven. Het is: Auschwitz zien en verder leven. Auschwitz was één en al overleven. Over leven. Ze mogen de dood niet zo nadrukkelijk in bloedrode verf op schreeuwerige posters zetten. Of zoals iemand anders schreef die anoniem bleef in de grote hoop: “forgetting them means letting them die again.”

0 Comments:

Post a Comment

<< Home