Thursday, June 16, 2005

de storm vreet aan de rest #5

Mijn vriend die kok was eten aan het koken in zijn huis voor mij. Terwijl hij naar het zuigen van de wasemkap luisterde, was het mij toegestaan vrij rond te lummelen. Vreemd dat ik in andermans zijn of bijzijn altijd orde zoek, en nooit wanorde aantref. Bij anderen is het altijd ordelijker, of toch ordelijk op zijn minst. In de orde van iemand lees je toch de rest?
Op de houten tafel in zijn miezerige keuken stond als een kaars in het midden een gedeukte en verschrompelde paprika. De kok mijn vriend was van mening dat groente en fruit net voor het gisten en rotten nog een smaakopstoot ingespoten krijgen. Iets in de trant van een laatste adem.
Zijn haar was wel funky de laatste maanden, rondomrond afgeschoren ter hoogte van de oren en hoog opstaande aanzetten tot dikbruine krullen op een puntige schedel. Zijn ogen klein als kogels tussen de geraspte vellen van zijn oogleden.

Deze ochtend zat ik met hetzelfde gevoel in mijn maag gesplitst als gisteren, toen ik na het eten van het gerecht met de verschrompelde paprika op de pot van mijn kok de vriend zat. Krampen alsof je honger hebt, ook al heb je net voor twee gegeten. En het is niet dat je honger hebt, want eten kun je niet of niet meer. Boven het kleine wasbakje brandde het kapotgeslagen lampje niet. Toen ik een vuurtje in de kom van de wasbak hield om mijn sigaret te doven in het gotengat, zag ik drie maanden baard- en ander haar liggen. Het peukje mikte ik tussen mijn benen, want verschroeide harenstank had ik geen zin in.

Mijn vriend die kok was eigenlijk ook schilder. Hij zou in zijn hoedanigheid op papier mijn codes mogen schetsen voor de tattoo van mijn tweede huid. Die vriend mijn kok schilderde vroeger vaak de vrouw. De vrouw die mijn vrouw was, die H. was. En schilderen is een beetje als betasten. Je zoekt de plooien in de huid. Om reliëf te kunnen schetsen, nogal wiedes. Mijn tweede huid die in mijn geheugen verkorst als wild vlees. Maar als ik in dergelijke bewoordingen van de code spreek, verstaat de schilder de kok mijn vriend mij niet. Dan ben ik stom, of is de rest doof.
Papier fikt zonder meer, op. Vlees dat verschroeit smeult en verkrampt en sist en wordt onaangedaan. Daarom vraag ik het hem op papier.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home