Friday, June 24, 2005

de storm vreet aan de rest #7

H. is bij Hem nu, mijn vriend die kok was. Niet letterlijk natuurlijk, figuurlijk. In mijn buik zit nog de braakbal van vannacht. Met de klauwen van een kater haalt ze mij binnenin open. Ik weet niet veel meer na en van vannacht. Maar de mokerslag van Hem is scherp als een ijssculptuur in de diepvriezer die mijn herinnering is. Daar waren zoveel mensen en zoveel gesprekken die ik lang heb gemist, maar net dat wat ik niet nodig had, blijf ik hebben en houden. Lang in het breed uitgesmeerd als een olievlek op zee.
Wat Hem dreef om mij op dat moment, op dat moment, te pakken, is me een raadsel. De mens die naar waarheid zoekt, is er meestal één, die door wraak gedreven wordt. Het ontdekken – het ontkleden van een naakt lijf gebeurt hoogst zelden. Alles wat daarna komt, is vergelijken, met de trillende knieën van eerste keren.
Misschien wel, maar toch nooit hetzelfde, want ik ben ik, en hij is Hem.
Alsof de dansvloer onder je voeten in dun millimeterig ijs verkorst en je maar blijft verdikken als in tekenfilmpjes.Tot ik ontplof. Blablablablabla boem.
Deze letters doen er uiteindelijk niets toe. Ik wil wel normaal doen. Goed bezig en al. Beestig en azo. Maar dat lukt me niet. De laatste drie zinnen ram ik in up-tempo; de voorafgaande alinea liet zich maar gestaag uit de knoppen duwen – mijn woorden zijn maar dit, en definitief. Mijn woorden zijn foto’s, die H. niet ziet. H. leest niet het ellendig lang wanklankelijk mankgedicht dat ik leef, dat ik beleef, dat H. of Hem niet leest. Je springt midden in mijn enjambement.

Haha. Inderdaad. Hij springt eruit. Hij springt en lacht: “haha.” Hij rent naar een heuvel en kijkt er om naar wat hij achter zich laat. Of hij het nu is, die werkelijk in mijn schoenen naar de winkel stapt, of dat ik het misschien ben, die onwerkelijk word, is mij lang niet altijd even duidelijk. Er zijn personages te vinden die heel erg mooie en hoge dingen denken. En nadien nog zwieren aan een trapeze, onderweg een spoor van ingenieus gedenk latend. Afdrukken zijn gauw gezet, veel vroeger dan een indruk ontstaat. Even geen gelul meer, denkt hij, als hij op een twijgje kauwend in de schaduw van zijn hoed tegen een boom aanleunt. Hij ziet er figuren van bovenaf, zoals twee mensen die dansen die laten in hun sporen. Soms gaan ze op – in één trillend evenwicht, net voor de bel in lucht uiteen spat.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home